'Maak het mooi, de rest van dat leven van je, zorg dat het mooi wordt.' Dat zegt een vriendinnetje, een meisje met sproeten op haar neus tegen Thomas, een dromerige, afwezige jongen na een vluchtige, beschroomde kus.
Thomas Verbogt toont zich in zijn laatste, autobiografische romans met poëtische titels Als de winter voorbij is, Hoe alles moest beginnen en Als je de stilte ziet een ouderwetse romanticus. Wie gebruikt er nog 'mooi' als het om kunst gaat? Heeft de schoonheid niet, naar de al even platgetreden regel van Lucebert, haar gezicht verbrand?
Verbogt trekt zich daar niets van aan. Bij hem geen spoor van cynisme. Was hij vroeger vaak licht en geestig, nu, als man op leeftijd, schroomt hij niet om lichtzinnig en melancholiek over zijn schouder te kijken. Hij zoekt in zijn geheugen en prevelt, stamelt, op zoek naar de juiste woorden voor zijn herinneringen.
Niet voor niets doemt na de aansporing van het meisje, Wiesje heet ze, om het leven mooi te make…Lees verder
'Maak het mooi, de rest van dat leven van je, zorg dat het mooi wordt.' Dat zegt een vriendinnetje, een meisje met sproeten op haar neus tegen Thomas, een dromerige, afwezige jongen na een vluchtige, beschroomde kus.
Thomas Verbogt toont zich in zijn laatste, autobiografische romans met poëtische titels Als de winter voorbij is, Hoe alles moest beginnen en Als je de stilte ziet een ouderwetse romanticus. Wie gebruikt er nog 'mooi' als het om kunst gaat? Heeft de schoonheid niet, naar de al even platgetreden regel van Lucebert, haar gezicht verbrand?
Verbogt trekt zich daar niets van aan. Bij hem geen spoor van cynisme. Was hij vroeger vaak licht en geestig, nu, als man op leeftijd, schroomt hij niet om lichtzinnig en melancholiek over zijn schouder te kijken. Hij zoekt in zijn geheugen en prevelt, stamelt, op zoek naar de juiste woorden voor zijn herinneringen.
Niet voor niets doemt na de aansporing van het meisje, Wiesje heet ze, om het leven mooi te maken een impressionistisch landschap op, een tuin in een volzomerse namiddag. 'Het is een Monet-tuin, de tuin in Giverny, groen en paars en wit, alles ademt zacht in de lauwe zomerwind, fluisterend water, ze brengt haar hand naar haar gezicht, wat doet ze?'
De impressionisten schilderden landschappen met toetsen, vlekken en vegen. Als je dicht bij een doek van Monet komt, is het abstract, klodders verf, maar zet je een stapje terug, dan wordt het voor je ogen een voorstelling. Een vijver, de weerspiegeling van een boom, een waterlelie.
Zo schrijft Verbogt ook in Maak het mooi. Tastend. Hij laat zijn stijl los, zijn zinnen de vrije hand, hij vraagt zich tussendoor van alles af, voegt associatie op associatie. Niets is zeker of rechtlijnig. Daarbij blijft nogal wat onbestemd. Je moet als lezer van zijn geprevel en gestamel je eigen verhaal maken.
Dat is voor Thomas, die niet voor niets zo heet als de schrijver, essentieel: ergens een verhaal van maken om het bestaan aan te kunnen. Voor hem is de verbeelding van levensbelang. De fantasie is noodzaak. Hij weet misschien niet eens of iets waar was of niet, en uiteindelijk telt dat ook niet. Als hij het maar gelooft. 'Mijn fantasie gaf me een leven dat me verwonderde en opeiste.'Dat wil niet zeggen dat het decor van zijn jeugd niet helder en herkenbaar opdoemt. De jaren zestig en zeventig, de liedjes van Dylan en de gedichten van Campert. De betovering van Nijmegen en het Kronenburgerpark, waar Thomas heeft leren lopen.
Door zijn herinneringen aan de meisjes van zijn jeugd op te schrijven, door zich af te vragen hoe het toch komt dat zoveel van zijn liefdes verloren zijn gegaan, hem zijn ontglipt, probeert hij tot zelfinzicht te komen. Hij dwaalt rond in de vraag wie hij werkelijk is. Het is nooit duidelijk wat iemand van hem kan verwachten, daarom is hem veel niet gelukt. 'Alleen het leven dat ik verzin, beheers ik zo nu en dan, alles daarbuiten nauwelijks.'
Het meest in het oog springende verhaal gaat over Nienke, de zus van Jana, die de 7-jarige Thomas op de dag van zijn communie in zijn mooie jasje voor de deur van haar huis zag staan en van wie hij zijn ogen niet kon afhouden. Bij toeval trof hij Nienke jaren later op een reisje naar Zeeland. Hij had een korte relatie met haar, maar kon haar niet doorgronden of werkelijk bereiken. Ze leek verward, getourmenteerd. Wat was er met haar aan de hand?
Nienke blijkt in haar jeugd verstoten door haar vader, omdat haar broertje verongelukte terwijl zij op hem paste. Zij had geen schuld aan het ongeluk, maar werd wel schuldig verklaard. Verstoten - en dat richtte haar te gronde. Als Thomas haar als volwassen man opzoekt in een kliniek blijkt dat zij zich de dag tevoren van het leven heeft beroofd. Hij wordt verteerd door schuldgevoel. Had hij Nienke niet kunnen redden? Wat kun je betekenen voor een ander?
Uiteindelijk is dat de vraag die Thomas Verbogt zich stelt in deze hoogstpersoonlijke, intieme, melancholieke en impressionistische roman: hoe te leven? De titel van zijn roman is het antwoord.
★★★☆☆
Nieuw Amsterdam; 304 pagina's; € 22,99.
Verberg tekst