Twee nieuwe boeken over Frankrijk vallen op. Waaghals Sylvain Tesson beschrijft een louterende voettocht door eigen land in Ongebaande paden. En in In het land van de eeuwige zomer doet Joseph Roth verslag van zijn omzwervingen begin vorige eeuw in Parijs en de witte steden aan de kust.
Een genootschap van ongebaande paden
De Franse avonturier Sylvain Tesson houdt het in zijn nieuwste boek noodgedwongen dicht bij huis. Na een zware val trok hij langs godvergeten weggetjes, dwars door Frankrijk. Zo ontwikkelde hij een filosofie van de ongebaande paden. Een geestig verslag van een louterende vlucht uit de bewoonde wereld.
Twintig jaar lang stormde Sylvain Tesson (°1972) als een roekeloze maniak de wereld rond. Van Samarkand ging het naar Siberië en van Valparaíso flitste hij naar Ulaanbaatar. Om dan weer in een motorzijspan plaats te nemen en van Moskou naar Parijs te tuffen, in het kielzog van Napoleons terugtocht uit Rusland. Roetsjend langs de continenten verkeerde Tesson in een staat van "permanente overdrive", zo geeft hij toe. "Voor mij was het ware leven zoiets als het dashboard van Siberische vrachtwagens: alle controlelampjes staan op rood, maar de truck dendert door en iedere Cassandra die midden op de weg stompzinnig staat te zwaaien om te waarschuwen dat er een ramp gaat gebeuren, wordt platgewalst."
Manhaftigheid kreeg een nieuwe literaire dimensie bij Tesson, die vermetele schrijvers-reizigers als Ernest Hemingway, Redmond O'Hanlon, Paul Theroux of Bruce Chatwin tot broekventjes degradeerde. En zowaar, de man kon over zijn avonturen ook nog bijzonder pittig schrijven, met een joyeuze lichtheid van toon die hij van zijn vader Philippe Tesson meekreeg, ook al zo'n durfal en landenslokop met een rist boeken op zijn palmares.
Met Zes maanden in de Siberische wouden (2012), Tessons relaas over het leven in een blokhut aan het Baikalmeer, verwierf de Fransman wereldwijde faam. Hij liet zien hoe je het barre Siberische sneeuwlandschap en de eenzaamheid kunt trotseren. Met deciliters, ja zeg maar hectoliters wodka. Want Tesson bekent: "De afgelopen jaren had ik voor een heel leven gedronken en massa's herinneringen met sloten wodka weggespoeld".
Tot hij onverwacht de rekening kreeg gepresenteerd voor alle stoerdoenerij. En zoals altijd zat het ongeluk in een klein hoekje. Niet op de steppen of een gevaarlijke bergpas, maar akelig dicht bij huis. Op 20 augustus 2014 tuimelde Tesson uit een dakgoot, bij het beklimmen van een chalet in Chamonix. "Ik was in beschonken toestand van een dak gevallen omdat ik zo nodig de paljas uit moest hangen." De waaghals had de gewoonte om bij vrienden langs het raam binnen te dringen, na een zoveelste potje gevelklimmen. Nu liep het fout en belandde hij in een twaalfdaagse coma. "In acht meter was ik vijftig jaar ouder geworden."
Duiveluitdrijving
Als bij wonder overleefde hij de valpartij, maar met een verhakkeld lichaam, "een ingedeukte schedel, een slechte stoelgang, littekens in mijn longen, een ruggengraat vol ijzer en een misvormd gezicht". Tesson mocht voorgoed een kruis maken over zijn favoriete bezigheid: het alpinisme. Eén ding was zeker. "Het leven zou niet meer de pan uit swingen."
Maar een rusteloze ziel leg je niet zomaar aan de teugel. Tijdens talloze miserabele, doorwaakte nachten in het ziekenhuis, nadat ook nog zijn moeder overleed, deed Tesson zichzelf een belofte: "Als ik hier uit kom, ga ik een voettocht dwars door Frankrijk maken". Want was het niet absurd? Je banjert de hele wereld rond, maar je eigen Indre-et-Loire of Provence-regio ken je amper. "Wanneer je zo'n val overleeft, is het alsof je een schuld moet aflossen tegenover het geluk dat je had", zo zei Tesson aan RTL.
Ongebaande paden is het verslag van deze duiveluitdrijving, van een gewaagde genezingsstrategie, met 'lopen als wondermiddel', slapen in de open lucht en het plukken van natuurweldaden. Een ultieme - alcoholloze - expeditie om zijn terugkerende fysieke vermogens uit te testen.
Maar het werd spoedig méér dan zomaar een therapeutische wandeltocht. Tussen eind augustus en november 2015 trok Tesson van de Mercantour via de Cevennen en het Centraal Massief richting Cap de La Hague in Normandië. Gewapend met uiterst gesofisticeerde stafkaarten van het Institut National de Géographie volgde hij zoveel mogelijk woeste weggetjes en nauwelijks begaanbare paden. 'Ik was net een larf, verzot op verborgen hoekjes', schrijft hij.
De onverschrokken stapper - zij het in bejaardentempo - liet zich inspireren door een alarmistisch overheidsrapport. 'Daarin oordeelde een batterij deskundigen, dat wil zeggen specialisten van het nattevingerwerk, dat circa dertig Franse departementen tot het 'onderontwikkelde platteland' behoorden. Voor hen was het platteland niet een zegen maar een vloek: het rapport betreurde de achterstand van deze gebieden, die verstoken waren van internet, snelwegen of grote steden, of die het zonder winkelcentra en overheidsdiensten moesten stellen.'
Neoromanticus Tesson bestrijdt die visie en zingt uitgebreid de lof van het verweerde platteland, daarbij zoveel mogelijk asfalt en stads- en zelfs dorpskernen vermijdend. Hij beschouwt zijn tocht als 'een kans om te ontsnappen aan het foto-elektrische toezicht dat onze levens in zijn greep houdt'. Hij ambieert een verdwijntruc. Tesson is niets liever dan een vrije vogel die opgaat in het landschap. Leef in het verborgene, is een van zijn lijfspreuken, ontleend aan Epicurus. 'Leven leek me synoniem met wegwezen, weg van het koortsachtige stadsleven.'
Ronken onder de wijnranken
Struinend door het struweel, langs ravijnen, door wildernissen of via beslijkte sluipweggetjes droomt hij hardop van een 'genootschap van ongebaande paden', de chemins noirs zoals ze in Frankrijk heten. Het zijn 'geheime passages die herinnerden aan het Frankrijk waar men nog te voet ging, het wegennet van een voorheen agrarisch land'.
Opnieuw ventileert Tesson luidop de geneugten van het alleen-zijn, als een verre echo uit zijn Siberië-boek (al krijgt hij nu regelmatig het gezelschap van een chaperonnerende wandelvriend). De clichés zijn daarbij niet veraf, gevat in bucolische taferelen. Nu en dan zit Tesson als een hedendaagse Pallieter aan een pijp in het wuivende gras te lurken of omhuld door de rookkringels van zijn cigarillo. 'Een Fransman die ligt te ronken onder de wijnranken', hij moet smakelijk lachen met zijn eigen karikatuur, intussen fulminerend tegen onze digitale afhankelijkheid. 'Was het leven mooier sinds het zich via schermen afspeelde?'
Toch heeft Tesson een scherp oog voor het veranderende Frankrijk, wat leidt tot pijnlijke diagnoses: 'Het platteland lag als een ziek oud vrouwtje te steunen op het bed van Frankrijk'. Hij stelt vast hoe fanatiek de mens de natuur afrastert en volplempt met verbodsborden. Hij beschrijft hoe het toerisme voortdurend fabeltjes creëert om een museale herinnering aan het platteland op te wekken, zoals bij de typische streekproducten waarmee de pr-jongens alle registers opentrekken. Of hoe ondoordacht de Franse urbanisatie tekeerging. Zie maar hoeveel hypermarchés, rotondes en zones industrielles het landschap in steeds grotere concentrische cirkels aantasten en de middenstand de nek omdraaiden. 'Het landschap werd een weke, vreemde structuur, noch stad noch platteland, een matrix van gaten waartussen men heen en weer reed.'
Gretig citeert hij een voorspelling van Jean Cocteau uit 1951: 'Misschien is de vooruitgang wel een voortschrijdende vergissing'. Toch sluit Tesson de tegenstrijdigheden van 'het amalgaam' Frankrijk in zijn hart. 'Het onmogelijke Frankrijk was net als kalksteen: het resultaat van een verteringsproces.'
Af en toe gaat Tesson zich - als vanouds - te buiten aan stoer borstgeroffel. Dat hij stoutmoedig is en zijn hand niet omdraait voor spinnen, schorpioenen, wantsen of veldslangen pepert hij ons goed in. Zelfs als er duizendpoten in zijn bivakzak over hem kruipen, verroert hij niet. Ook zijn nostalgisch geschwärm neemt soms bizarre dimensies aan. Het gaat gepaard met uitbranders naar de mondialisering en onze drang naar wereldwijde circulatie en 'communicatie van universa'.
Waarom altijd de hort op?
Daartegenover plaatst de Parijzenaar (jawel) 'het platteland als principiële verzetshaard tegen deze algehele gekte'. Maar wacht even, was Tesson niet zelf een razende Roeland? Nu is hij gezwicht voor 'de beschamende ziekte van de nostalgie', ooit afgewimpeld als 'seniel gemekker van mensen die terugverlangden naar toen ze nog twintig waren'.
Zullen we deze oprispingen dan maar als accidents de parcours beschouwen? Beter in zijn element is Tesson als hij prakkiseert over de terugkeer van de wolf of over landschapsschilderkunst, de illusies van de Provençaalse blauw-paarse lavendelvlakten of zijn ongerijmde ontmoetingen schetst. Met bewonderenswaardige souplesse leidt Tesson de lezer door het Franse binnenland, subtiel verwijzend naar natuurschrijvers als Knut Hamsun of Hermann Hesse. Voor ons, behaaglijke armchairtraveller, geen doornen of bramenstruiken, hoge hekwerken of weerspannige runderen op ons pad. Ook Tessons relativerende humor (hij steekt zelfs regelmatig de draak met zijn geparalyseerde, tot grimassen veroordeelde tronie) is een verademing.
Natuurlijk past Ongebaande paden wonderwel in een nog steeds aan de gang zijnde hausse aan wandel- en natuurboeken. Stond Tesson niet mee aan de wieg van de opmerkelijke literatorentrek richting ongerepte natuur, met een dipsaus avontuur erbovenop? Sinds Rebecca Solnit en haar Wanderlust (2001) of Frédéric Gros met Wandelen, een filosofische gids (2011) kun je met stiltezoekers en wandelaars in Gore-Tex-outfit de boekenplank plaveien. Vooral in de Angelsaksische wereld tieren de terug-naar-de-natuurschrijvers welig, met als boegbeelden de bedaarde Brit Robert Macfarlane (De laatste wildernis en De oude wegen) en schrijvende schaapherder James Rebanks.
Tesson voegt alweer een verfrissend boek toe aan het genre. Hij smeedt wandelen om tot een daad van weerstand en stippelt 'een geestelijke vluchtroute' voor zichzelf uit. Voor het eerst vraagt hij zich af wat de zin is van zijn mondiale trektochten. 'Waarom je leven lang de hort op gaan? Wat levert je dat op? Herinneringen en heel veel stof.' Je kunt je ook in de beslotenheid van je tuin openstellen voor de wereld, zoals entemoloog Jean-Heni Fabre, die dertig jaar lang zijn nabije omgeving op insecten uitploos.
Is de vlam dan toch gedoofd bij Tesson? Zijn conclusie voorspelt een back to basics. 'Het gaat er in het leven om dat je de goede oogkleppen opzet.'
Verberg tekst