Als koning Willem-Alexander dinsdag de Erasmusprijs uitreikt aan David Grossman in het Koninklijk Paleis in Amsterdam, heeft hij volgens de jury een ware humanist tegenover zich, 'net als Erasmus'. De Israëlische schrijver laat ons 'de mens zien, naakt en feilbaar, even goddelijk als monsterlijk'. Toe maar!
Een mooie winnaar is het zeker. De chique oeuvreprijs van 150 duizend euro heeft dit jaar als thema 'verbinders in een verdeelde wereld'. En verbinden in een verdeelde wereld, dat is precies wat Grossman (1954) in de veertig jaar van zijn schrijverschap heeft gedaan.
Onvermoeibaar heeft hij zich ingespannen tegen polarisatie en voor wederzijds begrip. Zijn boodschap is er altijd een van verzoening geweest. Niet in de laatste plaats in zijn eigen land, waar Israëliërs en Palestijnen al meer dan een eeuw 'vastzitten in onze eigen, versteende verhalen', zoals Grossman in 2020 formuleerde in een interview met de Volkskrant. 'Die twee versies van de gesch…Lees verder
Als koning Willem-Alexander dinsdag de Erasmusprijs uitreikt aan David Grossman in het Koninklijk Paleis in Amsterdam, heeft hij volgens de jury een ware humanist tegenover zich, 'net als Erasmus'. De Israëlische schrijver laat ons 'de mens zien, naakt en feilbaar, even goddelijk als monsterlijk'. Toe maar!
Een mooie winnaar is het zeker. De chique oeuvreprijs van 150 duizend euro heeft dit jaar als thema 'verbinders in een verdeelde wereld'. En verbinden in een verdeelde wereld, dat is precies wat Grossman (1954) in de veertig jaar van zijn schrijverschap heeft gedaan.
Onvermoeibaar heeft hij zich ingespannen tegen polarisatie en voor wederzijds begrip. Zijn boodschap is er altijd een van verzoening geweest. Niet in de laatste plaats in zijn eigen land, waar Israëliërs en Palestijnen al meer dan een eeuw 'vastzitten in onze eigen, versteende verhalen', zoals Grossman in 2020 formuleerde in een interview met de Volkskrant. 'Die twee versies van de geschiedenis blijven maar op elkaar botsen, zonder enig resultaat.'
De schrijver heeft nooit geaarzeld om zich maatschappelijk uit te spreken, maar in zijn fictie gaat het zelden direct over het Israëlisch-Palestijnse conflict. Een uitzondering vormt de vroege roman De glimlach van het lam, die nu is heruitgebracht ter gelegenheid van de Erasmusprijs. In 1983 was het de eerste Hebreeuwse roman die de bezetting van de Westelijke Jordaanoever beschreef. Bij herlezing valt op hoezeer Grossman ook toen al bezig was met het openbreken van verhalen, het versoepelen van de geest.
Vier perspectieven vlecht de schrijver ineen, zonder dwingende voorkeur voor een van de partijen: de Israëlische Uri komt via zijn werk in de bezette gebieden in contact met de bejaarde Palestijn Hilmi, die hem allerlei fabelachtige verhalen vertelt over zijn leven en zijn volk. Uri's vrouw Sjosj, een jeugdtherapeut, worstelt in Tel Aviv met de dood van een van haar patiënten. Een goede vriend van het stel, Katzman, begon ooit vol goede voornemens aan zijn baan als gouverneur van de Palestijnse stad Djoeni. Hij komt er al snel achter dat je met idealen niet ver komt bij de lokale bevolking.
Zo scherp en doelgericht als in veel van zijn latere boeken is Grossman niet in De glimlach van het lam. Maar zijn literaire talent en verbeeldingskracht zijn ook hier onbetwist. De schrijver laat Hilmi in zijn verhalen een spreuk gebruiken die de status van elk verhaal bevraagt: kaan-ja-ma-kaan, 'er was eens en er was niet', in plaats van het eenduidige 'er was eens...' Het hele boek blijkt één grote stroom van gedachten en verhalen, uitgesmeerd over één veelbewogen dag in het leven van de personages. In de overweldigende stroom doemen wezenlijke vragen op: wat zijn leugens, wat is goedheid, kunnen we de ander ooit echt kennen? En dan, geleidelijk, beginnen de kaders te verschuiven.
Voor Uri is de dood van een ezel het omslagpunt. In Djoeni heeft iemand stenen gegooid naar een Israëlische patrouille. De dader is ontkomen, maar een ezel werd gedood door de kogels van de militairen. Niemand komt schuld bekennen, en dus laat Katzman het gehavende kadaver voor straf op straat liggen, 'rollen darmen slingeren in het zand'. De dagen daarna dwingt Uri zichzelf om in het steegje te gaan kijken, met een zakdoek voor zijn neus tegen de stank. Het ergste is nog dat de mensen gewend raken aan het rottende dier: vrouwen lopen eromheen met hun baby op de arm, een man gaat er pal naast zitten om zijn meel te zeven. 'En ik stond te kijken, want ik had me voorgenomen om daar te blijven totdat ik het begreep.'
Zelfs als het onmogelijk lijkt om iets of iemand ooit echt te begrijpen, moeten we het blijven proberen; van die overtuiging is Grossmans oeuvre doortrokken. Zijn verhalen zijn nooit voor één uitleg vatbaar - kaan-ja-ma-kaan - en dat is juist hun kracht. Er is nooit maar één verhaal, zegt de schrijver steeds weer. Ook voor gouverneur Katzman kweekt hij begrip; ook hij krijgt een geschiedenis, angsten en drijfveren die zijn houding aannemelijk maken. Zelfs als je het niet met hem eens bent, kun je snappen waarom hij doet wat hij doet.
Het is wrang om te bedenken dat de situatie in Israël sinds 1983 niet bepaald is opgeschoten. Het boek is des te actueler gebleven. Sommige passages hadden gisteren geschreven kunnen zijn. 'Het land, zijn bewoners, de droom die het was, het lijkt allemaal geschreven door een sombere, gekwelde Russische toneelschrijver', laat Grossman een van zijn Israëlische personages verzuchten, 'en wat tragisch toch dat hij uitgerekend ons de rol geeft van de bezetters en de moordenaars, wie weet hoeveel generaties na ons deze kwaal nog zullen dragen, en het pistool uit het eerste bedrijf, uit het begin van het zionisme dus, schiet nu op ons...'
Dit personage mag wat moedeloos zijn, Grossman zelf is dat nooit geweest. In elk interview zegt hij wel iets over zijn geloof in de kracht van onze verbeelding, en van zijn schrijverschap. Schrijven blijft voor hem een hoopvolle daad, ook al zal hij de wereld er niet wezenlijk mee veranderen. Maar zijn lezers verandert hij wel, stellen de juryleden van de Erasmusprijs: 'De vergevende blik waarmee hij zijn personages beziet straalt ook op ons af.' Daarin moet ik ze absoluut gelijk geven.
****
Uit het Hebreeuws vertaald door Shulamith Bamberger. Cossee; 400 pagina's; € 26,99.
Verberg tekst